Leerlingen betrekken bij hun ontwikkelingsperspectief (OPP), zodat ze daarvan zelf de eigenaar zijn. Met dat doel startte ondersteuningscoördinator Sophie van Sluijs ruim twee jaar geleden een ontwikkeltraject op de Roncalli scholengemeenschap in Bergen op Zoom, te beginnen in het eerste leerjaar. Cindy, nu tweedeklasser, vindt dat haar eigen ondersteuningswensen in haar OPP prima zijn vastgelegd. “Er wordt goed naar mij geluisterd.”
In het OPP van Cindy, die een taalontwikkelingsstoornis heeft, staat onder meer dat docenten haar even de tijd moeten geven om antwoord te geven als ze haar een vraag stellen. De meeste leraren doen dat ook, is haar ervaring. “Als ik niet goed uit mijn woorden kan komen, wachten ze even en daarna luisteren ze aandachtig naar wat ik zeg. Je merkt of een leraar goed naar je luistert, doordat hij je aankijkt. Ook vind ik het belangrijk dat de leraar een prettige band met je heeft, dat hij je naam kent en niet met iets anders bezig is als je iets vraagt of vertelt.” Levend instrument Sophie van Sluijs realiseerde zich dat het een gemiste kans is wanneer het OPP vooral wordt beschouwd als een door de overheid verplicht document. Je kunt het juist heel goed inzetten als instrument om de leerling optimaal te ondersteunen, bedacht ze. Ze startte een traject om van het OPP een levend instrument te maken en leerlingen zelf nadrukkelijk te betrekken bij de invulling van hun eigen OPP. ‘Wij kunnen wel mooie doelen bedenken, maar als de leerling er zelf niet achterstaat, is de kans groot dat het doel niet wordt behaald’ “Omdat het om de ondersteuning van de leerling gaat, moet het vanzelfsprekend zijn dat de leerling mede bepaalt welke doelen en ondersteuningsfaciliteiten er in zijn of haar OPP komen te staan”, zegt Sophie. “Wij kunnen wel mooie doelen bedenken, maar als de leerling er zelf niet achterstaat, is de kans groot dat het doel niet wordt behaald. Uit onderzoek is bekend dat interventies meer kans van slagen hebben als leerlingen hierbij worden betrokken.” Zelf keuzes maken Leerlingen weten zelf heel goed welke ondersteuningsvormen het beste bij hen passen, is de stellige overtuiging van Sophie. “Als het bijvoorbeeld gaat om snelle overprikkeling, dan wil de ene leerling dat hij de klas even uit kan gaan, terwijl een andere leerling dat juist niet wil, omdat hij niet wil opvallen. Die kiest er dan bijvoorbeeld voor om oordopjes in te doen. De leerling weet zelf het beste wat voor hem of haar het meest helpend is.”
OPP-gesprekken Volgens de nieuwe aanpak wordt het OPP in een gesprek met de leerling en (vaak) met de ouders opgesteld. Regelmatig wordt ook met de leerling besproken of de gemaakte afspraken nog werken. Dat is belangrijk, omdat je dan tijdig zaken kunt aanpassen en problemen kunt voorkomen. Maar er wordt alleen iets in het OPP gewijzigd in overleg met de leerling. “Ik heb zelf bepaald wat er wel en niet in mijn OPP staat”, zegt Cindy. “Ik vind het erg fijn dat ik daar zelf iets over te zeggen heb. Ook als ik iets wil veranderen, dan kan dat. En als de school iets wil veranderen, dan wordt dat altijd met mij besproken.” Gespreksleidraad ontwikkeld Het is de bedoeling dat de mentor meerdere keren per jaar OPP-gesprekken voert. Ook de schoolcoach en Sophie voeren deze gesprekken met leerlingen die zij regelmatig zien. “Dat heeft vooral te maken met tijdgebrek van de mentoren”, vertelt ze. “Om dezelfde reden zet ik alle basisinformatie van tevoren al in het OPP, zodat de mentor alleen de doelen en de ondersteuningsfaciliteiten samen met de leerling hoeft in te vullen. Ter ondersteuning van deze gesprekken heb ik voor mentoren een gespreksleidraad met voorbeeldvragen ontwikkeld.” Terminologie aanpassen Om de aanpak te laten werken, ondernam Sophie naast de gespreksleidraad nog enkele andere acties. “Allereerst is de terminologie van het OPP aangepast. Het gebruikte jargon voor leerlingen, en ook voor veel ouders en docenten, is namelijk lastig te begrijpen.‘Leerlingen spreken gekscherend van het Olijven Pizza Plan’ ‘Intakefase’ heet nu ‘start’ en in plaats van ‘indiceringsfase’ staat er ‘strategie’. De term OPP zegt leerlingen ook helemaal niks, maar daar zijn we nog niet uit. Leerlingen spreken gekscherend van het Olijven Pizza Plan.” Handvatten voor docent Was het OPP voorheen een Worddocument, nu wordt het in Magister gemaakt, waardoor de meest actuele versie altijd online beschikbaar is voor de leerling en zijn of haar ouders, maar ook voor vakdocenten. “Loop je als vakdocent met een leerling ergens tegenaan, dan kun je in het OPP mogelijk handvatten vinden om het op te lossen”, zegt Sophie. “Zo geeft het OPP ook docenten relevante informatie.” Faciliteitenkaart Alle leerlingen met een OPP krijgen een faciliteitenkaart, waarop in beknopte vorm staat wat er in het OPP is afgesproken. Bijvoorbeeld dat je in de les een koptelefoon mag opzetten, nooit een beurt krijgt als je je vinger niet opsteekt of even een time out mag nemen.‘Ik heb zelf bepaald wat er wel en niet in mijn OPP staat’ Sophie: “Ze kunnen de kaart aan de docenten laten zien, zodat die weten waar de leerling recht op heeft. Maar we merken vooral dat het voor sommige leerlingen als een geheugensteuntje werkt; dat ze zich bewuster zijn van wat ze kunnen doen als ze het moeilijk hebben.” Volgens Sophie is de nieuwe werkwijze echt nog in ontwikkeling. “In de eerste klas loopt het inmiddels vrij goed. We gaan het nu verder doorzetten in hogere klassen. Ik hoop dat het over twee a drie jaar heel vanzelfsprekend is dat leerlingen zelf in de lead zijn als het gaat om hun OPP.”